maandag 2 augustus 2010

Het lot van een eenzame denker



Het is weer zover. Net nadat ik eindelijk weer wat rust gevonden leek te hebben is het nu al ruim een week verschrikkelijk druk in mijn hoofd. Het lijkt wel een snelkookpan van over elkaar heen tuimelende gedachten die elk moment kan exploderen, zo erg. En nu die gedachten mijn focus op de dagelijkse prioriteiten ernstige schade dreigen toe te brengen, is het hoog tijd een en ander eens flink van me af te gaan bloggen.

Een nacht vol met de meest vreemde nachtmerries zoals afgelopen nacht komt natuurlijk niet zomaar opzetten. De kwalitatief teleurstellende pizza van zondag zal ook een belangrijke bijdrage geleverd hebben, maar het lijkt er vooral op dat ik weer langzaam het slachtoffer word van mijn aloude probleem waar ik op de lagere school al last van had. Ik ben sinds die tijd al wat ze noemen een eenzame denker (There, I said it!). Misschien is die tijd wel de beste om deze eigenschap van mezelf te illustreren:

Terwijl op de basisschool mijn klasgenootjes aan het spelen waren liep ik regelmatig in mijn eentje over het schoolplein. Gewoon nadenken over van alles en nog wat. De mede leerlingen observeren. Kijken naar hun gedragingen. Zien hoe met lagere school politiek allianties werden gevormd en hoe soms de verschillende groepjes zich tegen elkaar keerden totdat de meester tussenbeide kwam. Maar ook nadenken over het leven. Waarom zou ik zomaar geloven wat ons tijdens godsdienstles werd bijgebracht? Eigenlijk hoorde ik nog helemaal niet met dat soort levensvragen bezig te zijn, maar ik moest. Ik moest weten, begrijpen. Toen al weigerde ik mezelf kaders op te leggen voor wat betreft het begrijpen van mijn eigen bestaan. Voordat u als lezer nu een traumatisch beeld krijgt van mijn jeugd wil ik een en ander wel even nuanceren. Er waren ook genoeg dagen dat ik gewoon meespeelde met mijn klasgenootjes, en ik heb mijn schooltijd over het algemeen wel als gelukkig ervaren. Maar het was wel de tijd dat ik me behoorlijk anders dan anderen ging voelen. Het spelen was best leuk, en door mijn drang tot observeren van gedrag was ik in staat een goede relatie op te bouwen met heel verschillende kinderen. Dat zorgde er dan wel weer voor dat ik vaak tussen twee vuren kwam te staan wanneer er weer clubjes werden gevormd die zich tegen elkaar keerden. Terwijl mijn vriendjes tegen elkaar begonnen te vechten hield ik me dan weer afzijdig, en begon in mijn hoofd druk te bedenken wat nu eigenlijk het hoger doel van zo’n gevecht kon zijn en wat het beide partijen nu daadwerkelijk zou kunnen opleveren. Op beide vragen heb ik overigens nooit het antwoord gevonden, dus waarschijnlijk is het antwoord op beide vragen “niets”, maar dat terzijde.

Buiten het schoolplein begonnen mijn gedachten ook behoorlijk af te wijken van de rest. In de derde klas (wat nu groep 5 heet geloof ik) werd een som uitgelegd, en ineens ontstond er in mijn hoofd een gedachtenkronkel die ik er ook zomaar uit gooide. “Maar Juf, het kan toch ook gewoon zo-en-zo, dat is toch veel logischer?”. Het leverde mij een verbaasde blik op van Juf Wil, die me vertelde dat ik er vroeg bij was met het gebruiken van Wiskunde om dit soort zaken op te lossen. Dat was de eerste keer dat ik het woord “Wiskunde” hoorde! Ik heb die avond mijn vader gevraagd uit te leggen wat wiskunde nu precies was, maar toen hij me vroeg wat ik dan aan de Juf had verteld wist ik het gewoonweg niet meer. Die wiskundige oplossing was zo spontaan aan mijn nog jonge brein ontsproten dat ik mij er tot op de dag van vandaag helemaal niets meer van voor de geest kan halen buiten het feit dat deze gebeurtenis zich voor deed. Ik was natuurlijk best trots dat ik dingen kon verzinnen waar mijn klasgenootjes nog helemaal niet aan toe leken te zijn. Vanaf groep 6 zat ik samen met groep 7 in een combinatieklas, en daar gingen de spontane uitingen van gedachten gewoon door. Terwijl onze klas een opdracht aan het uitwerken was kreeg groep 7 iets uitgelegd. Vaak werd ik getriggerd door een paar kernwoorden die ik opving, en in mijn hersenen begonnen zich spontaan allerlei connecties op te bouwen. Totdat ik tot grote frustratie van de docent de gedachte er uit gooide: “Meneer dat klopt niet wat u nu zegt” (en ik had 9 van de 10 keer gelijk). Na een paar van die voorvallen heeft de school met mijn ouders overlegd of het misschien goed was dat ik gewoon een klas oversloeg. Dat is overigens nooit gebeurd, en daar heb ik geen spijt van. Of ik mezelf nu op de borst sla dat ik zo slim was? Nou nee, dat is niet wat ik probeer uit te leggen. Hoe ik het vooral zie is dat ik op een heel andere manier met mijn gedachten en mijn omgeving om ging dan mijn leeftijdsgenoten. Ik kon het gewoon niet laten continu te observeren, analyseren en (vaak ongevraagd) mijn bevindingen aan het gezelschap mede te delen. Dat laatste gebeurde overigens steeds minder vaak. Doordat ik goed besefte dat ik heel andere gedachten had dan mijn omgeving hield ik mijn bevindingen meestal wijselijk voor mezelf.

Wanneer ik terugkijk op die lagere schooltijd besef ik dat het in al die jaren erna niet veel anders is geweest. In elk gezelschap waarin ik verkeerde was ik voor mijn gevoel met hele andere zaken bezig dan de anderen. Waar studiegenoten vooral bezig leken te zijn met tentamens, studiepunten en het leren omschrijven van formules had ik in mijn interne gedachtenwereld alweer een nieuwe ontwikkeling doorgemaakt. Ik bleef me maar afvragen wat nu de redenering was achter die formules, en wat nu in het ruime kader van ons menselijk bestaan de meerwaarde kon zijn van al die kennis die we tot ons namen. Groot nadelig effect was dat ik daardoor niet meer bezig was met het begrijpen van die stof. De almaar complexer wordende gedachten werden van een dermate orde van grootte dat ik uiteindelijk in zwaar overspannen toestand mijn studie heb moeten neerleggen. En dat is het grote nadeel van een sterk afwijkend gedachtenpatroon. Door die bijna exploderende snelkookpan verlies je uiteindelijk je focus op datgene dat op de korte termijn belangrijk is. En het beperkt zich niet tot de studie of werksituatie, het maakt gewoon al meer dan 30 jaar deel van me uit. Ook in gezelschappen waar ik rustig mijn biertje drink overkomt het me regelmatig dat ik ineens helemaal wegglijd in de eenzaamheid van mijn eigen gedachten. Mijn hersens krakend over mijn diepste levensvragen, dromend over mijn grootste verlangens en soms van binnen gillend over mijn grootste angsten. Op zulke momenten zou ik die gedachten er best eens in één keer uit willen gooien om weer wat innerlijke rust te kunnen vinden. Maar op een feestje waar iedereen al borrelnootjes knabbelend over koetjes en kalfjes aan het babbelen is zijn dat soort uitspattingen nou niet bepaald gepast. Na weer de zoveelste gedachtentrip keer ik terug in het gezelschap met een humoristische opmerking die ik kan plaatsen naar aanleiding van wat kernwoorden uit het gesprek die me tijdens de terugkeer hebben getriggerd.

Maar die snelkookpan van gedachten, daar staat de laatste week heel wat meer druk op dan me lief is. Ik besef nu in elk geval dat het altijd onderdeel van me zal blijven. Afleiding zoeken in leuke dingen doen kan altijd, maar dat is meer een tijdelijke bestrijding van symptomen dan een echte oplossing. Misschien moet ik mijn gedachtenwereld wat meer filosofisch gaan benaderen, zodat ik de onzichtbare kaders kan vinden die me beletten mijn schijnbaar kaderloze gedachtenwereld te bevatten. Mochten jullie me tot die tijd wat zien afdwalen, druk zien ijsberen of me wat vaker in mezelf horen praten dan jullie van me gewend zijn: Op dat moment ben ik waarschijnlijk heel hard aan het werk met een poging tot het herstructureren van mijn gedachten om mijn focus weer op de juiste zaken te krijgen.

Geen opmerkingen: