vrijdag 3 juni 2011

It's all happening at the speedway!




Hoe dicht naast elkaar kun je rijden met een snelheid van ongeveer 360 kilometer per uur? Hoe dicht langs de muur kun je dan gaan? Hoe dicht kun je achter je voorligger gaan rijden voordat je probeert als eerste de bocht in te duiken? De gemiddelde Indy racing coureur zal op al deze vragen hetzelfde antwoord geven: Heel dicht.

Het is zondag 29 mei. Race day voor de 100e verjaardag van de Indianapolis 500. 500 mijl wiel aan wiel op hoge snelheid. Soms 3 dik de bocht in. Slipstreamen als moderne vorm van kunst. Zo dicht achter je voorligger dat je de onderdelen van zijn versnellingsbak kunt tellen. 30 heren. 3 dames (Ooh Danica... oeps ik dwaal af). Een kien uitgedokterde pitstop strategie maar bij de eerste gele vlag gewoon met zijn allen naar binnen. 800 bochten op de limiet in opperste concentratie.




De race zelf kende een zeer spannende ontknoping. Veel coureurs hopen nog op een gele vlag. Maar die vlag komt niet, waardoor de een na de ander toch nog een pitstop moet maken. Rookie Jr. Hildebrand hoeft niet te stoppen en ligt vlak voor het einde zomaar op kop. Al 799 bochten op de limiet in opperste concentratie heeft hij afgelegd, maar in bocht 800 gaat het fout. Hij is te ongeduldig en wil een achterblijver buitenom inhalen in die laatste bocht. Hoe dicht langs de muur kun je dan gaan? Soms iets te dicht. Tijdens zijn crash glijdt hij nog wel over de finish, maar Dan Wheldon is hem inmiddels gepasseerd en wint deze Indy 500.

Een mooie race met een knotsgek einde. En vooral een geweldige ervaring die ik voor geen goud had willen missen!

Indy 500 Parade





Zaterdag 28 mei 2011. De dag van de officiële parade voor 's werelds grootste autosportevenement. Ik was erg benieuwd wat ik er aan zou treffen, aangezien de Indy 500 race zelf al meer dan 300.000 bezoekers trekt. Achterop mijn ticket een duidelijk overzicht van alle tribune secties, zodat ik eenvoudig mijn plek moest kunnen vinden. Sectie 11, rij A, stoel 156. Na een taxirit downtown begaf ik me richting de hoek van Washington street en Pennsylvania Avenue. Ik verwachte daar een grote hoeveelheid tribunes en dranghekken, maar wat ik er aan trof verbaasde me nogal.

Niks geen dranghekken, en al helemaal geen tribunes. Gewoon 3 rijen plastic klapstoeltjes met daarvoor een blauwe lijn waar je niet overheen mag met je voeten. Op die klapstoeltjes legio Amerikaanse gezinnen met kleine kinderen en hele grote koelboxen. Uit die koelboxen stroomt een welhaast onuitputtelijke voorraad eten en drinken, die door de kinderen vakkundig wordt geconsumeerd. Dat alles nog ver voordat de parade begonnen is.

De parade zelf is amusant, stiekem best amateuristisch en vooral heel erg Amerikaans. Het is een soort mengelmoesje van praalwagens met "freshly ribboned" missen, enkele beroemdheden, natuurlijk alle coureurs, viervoudig winnaar A.J. Hoyt (die je nu alleen nog met een hele grote schoenlepel in een raceauto krijgt maar dat terzijde) en vooral veel marching bands. Heel veel marching bands. Ik geloof werkelijk dat er in de USA meer marching bands zijn dan lampjes op Times Square. En dat zegt heel wat zoals u eerder heeft kunnen lezen.

Maar wat me het meeste is bijgebleven van de Indy 500 parade is toch wel hoe amateurisme en 's werelds grootste autosport evenement zomaar hand in hand kunnen gaan. Indy racing is wat dat betreft echt heel anders dan de Formule1.

Oh, en ja ik weet dat op geen van de foto's hierboven een marching band is te vinden. Dat komt omdat ik marching bands zo stom vind dat ik weiger er ook maar één op de foto te zetten. Dat u het even weet.

woensdag 1 juni 2011

Lampjes, heel veel lampjes



Midden in New York ligt een plein. Een plein met heel veel lampjes. Maar dan bedoel ik ook echt heel veel lampjes. Nog veel meer lampjes dan je ooit in je leven gezien hebt. Neem in uw hoofd heel veel lampjes, vertienvoudig dat aantal en dan heb je een idee van wat je aantreft op Times Square.

Wat je op times square niet zoveel ziet zijn New Yorkers. Voor New Yorkers is op dit plein namelijk geen plek. Wat je wel ziet zijn Nederlanders, Duitsers, Japanners, Italianen en nog veel meer mensen van ver buiten de stad. En ze komen allemaal om naar die lampjes te kijken. En eigenlijk is dat gek. Wanneer ons favoriete TV programma wordt onderbroken door reclame lopen de rillingen over onze rug van irritatie. Maar zet alle reclame op één plein waardoor je zelfs de wolkenkrabbers nog maar nauwelijks kunt zien en we komen er als toeristen massaal op af. Blijkbaar wordt er in ons allemaal een klein kind wakker gemaakt wanneer al die verschillende kleuren licht massaal op ons wordt afgevuurd.

En ik moet bekennen: de eerste keer dat ik er liep was ik redelijk overweldigd. Een ongelooflijke bulk aan indrukken die ik maar nauwelijks kon verwerken. Een dag later was ik al veel minder onder de indruk. Ik zag de verlichting nog maar nauwelijks. Blijkbaar is de gemiddelde aandachtscurve voor reclamespotjes ook op times square van toepassing. Geen wonder dat New Yorkers hier eigenlijk nooit komen. Er zijn in deze stad wel veel leukere dingen te zien en te doen.

Welcome to the Canyons





Stel, je zit op een eiland. Niet al te groot. Laten we zeggen zo'n 3,5 bij 22 kilometer. En ik bedoel niet een onbewoond eiland. Integendeel: stel je voor dat je dat eiland inclusief alle voorzieningen moet delen met ruim 1,5 miljoen medebewoners. Hoe los je dat dan op? Als er zowel voor, achter als naast je geen ruimte meer is, dan kun je nog maar één kant op: naar boven. En dat is dan ook precies wat ze in Manhattan hebben gedaan. En masse aan de hoogbouw.

Dat maakt een wandeling of rit door dit deel van New York een bijzondere en bijna onwerkelijke ervaring. Overal waar je gaat of staat torent het leven letterlijk boven je uit. Alsof je zelf in een ravijn aan het wandelen bent waar je voorlopig niet uit zult komen. Aldoor wanhopig omhoog kijkend richting de hoge muren en bergtoppen op zoek naar een goede klimroute om aan je kwelling te ontsnappen.

Maar wil ik eigenlijk wel ontsnappen? Als er één ravijnenstelsel is waar ik me tijden kan vermaken dan is het wel hier in de "Canyons of New York". Overal wel wat bijzonders te doen, een onvoorstelbare mengelmoes van verschillende culturen en een soort van "You have no power over me" mentaliteit die ik best kan waarderen. Na één dag begon ik al met de gedachte te spelen dat ik hier best zou kunnen wonen.

Tot ik met een ander effect van de schaarste van grond geconfronteerd werd. Boy oh boy wat is het wonen hier duur. Meerdere kantoorgebouwen zijn al omgebouwd tot condominiums. In één zo'n gebouw gaan echt heel veel appartementen, maar dat mag de pret (en zeker de prijs) niet drukken. De huurprijzen gaan hier vanaf $2.500,-. Dat is dus TWEE-EN-EEN-HALF-DUIZEND dollars per maand voor een studio appartement. En dan heb je nog niet eens een aparte slaapkamer! Wil je liever niet je bed in de woonkamer, dan moet je per maand nog eens $1.000,- dollar extra neertellen. En dan roepen wij hier in NL dat de huizen zo duur zijn...